Minicursus Esperanto - les 8


ACHTOK


8.1. OVERGANKELIJKE EN ONOVERGANKELIJKE WERKWOORDEN

We kunnen de zelfstandige werkwoorden indelen in twee groepen: de overgankelijke of transitieve werkwoorden en de onovergankelijke of niet-transitieve werkwoorden.

 

8.1.1. Overgankelijke (transitieve) werkwoorden

De genoemde handeling kan overgaan op iets of iemand (lijdend voorwerp).

vb.:

Jan schrijft een brief. (Men kan iets schrijven.)

Jan skribas leteron.    (Men krijgt dus een lijdend voorwerp.)

 

8.1.2. Onovergankelijke (intransitieve) werkwoorden

De genoemde handeling gaat NIET over op iets of iemand (geen lijdend voorwerp).

vb.:

Hij zit op een bank. (Men kan NIET iets of iemand zitten!)

Li sidas sur benko.  (Men krijgt dus een voorzetselbepaling.)

In het Nederlands kunnen veel werkwoorden zowel overgankelijk als onovergankelijk gebruikt worden.

vb.:

koken: Het water kookt. - Moeder kookt soep.

In Esperanto is een werkwoord door zijn betekenis overgankelijk of niet, NOOIT beide!!
Als we het eigenlijke verschil nagaan tussen deze overgankelijke en niet-overgankelijke werkwoorden, vinden we:

overgankelijk

De overgankelijke vorm van een werkwoord drukt het doen of veroorzaken uit van wat in het onovergankelijk werkwoord aangegeven wordt.

 vb.:

onovergankelijk overgankelijk
zittenzetten (doen zitten)
liggenleggen  (doen liggen)
staanstellen, plaatsen (doen staan)
vallenvellen  (doen vallen)

 

onovergankelijk

De onovergankelijke vorm is het 'worden' of 'in de toestand geraken van' hetgeen in het overgankelijk werkwoord uitgedrukt wordt.

vb.:

overgankelijk onovergankelijk
Hij breekt een glas.Het glas breekt.
Wij beginnen een cursus.De cursus begint.
Moeder kookt de melk.De melk kookt.

 

In Esperanto gaat men door middel van het achtervoegsel -ig- het overgankelijke van het onovergankelijke afleiden en met het achtervoegsel -iĝ- leidt men een onovergankelijk werkwoord af van een overgankelijk.

Een vuistregeltje:

-ig- betekent: doen, maken, veroorzaken

-iĝ- betekent: worden, in de toestand geraken van ...

Het is dus van groot belang dat de werkwoorden in hun juiste betekenis geleerd worden. In de Esperantowoordenboeken is dit steeds aangegeven achter het stamwoord.

Hierna een tabelletje met de meest voorkomende probleemgevallen.

overgankelijk onovergankelijk
(iets) doen fari fariĝi worden
(iets) smelten fandi fandiĝi smelten
(iets) (be)eindigen fini finiĝi eindigen
(iets) buigen fleksi fleksiĝi buigen, plooien
(iets) kleven glui gluiĝi kleven
(iem.)interesseren interesi interesiĝi zich interesseren
(iets) beginnen komenci komenciĝi beginnen
(iets) bewegen movi moviĝi bewegen
(iets) noemen nomi nomiĝi heten
(iets) breken rompi rompiĝi breken
(iets) rollen ruli ruliĝi rollen
(iets) veranderen ŝanĝi ŝanĝiĝi veranderen
(iets) vinden trovi troviĝi zich (be)vinden
(iets) draaien turni turniĝi (zich) draaien

 

onovergankelijk overgankelijk
gloeien ardi ardigi (doen) gloeien
koken boli boligi (doen) koken
branden bruli bruligi (doen) branden
dooien degeli degeligi (doen) ontdooien
verdrinken droni dronigi (doen) verdrinken
(zich) vervelen enui enuigi (iem.) vervelen
(zich) vergissen erari erarigi (doen) vergissen
vallen fali faligi (doen) vallen, vellen
(zich) verheugen ĝoji ĝojigi (doen) verheugen
(zich) schamen honti hontigi (doen) schamen
liggen kuŝi kuŝigi (doen) liggen
(zich) herinneren memori memorigi (doen) herinneren
(zich) verwonderen miri mirigi (doen) verwonderen
hangen pendi pendigi (doen) hangen, ophangen
bellen / luiden sonori sonorigi (doen) bellen, aanbellen
zitten sidi sidigi (doen) zitten, zetten
staan stari starigi (doen) staan, oprichten

Men dient dus vooral aandacht te besteden aan de werkwoorden die in het Nederlands dubbel gebruikt worden, zoals: koken, breken, verdrinken enz.

 

8.2. WEDERKERENDE WERKWOORDEN

Wederkerende werkwoorden noemen een handeling die het onderwerp op zichzelf toepast, doch eveneens op iets of iemand anders kan toepassen. In het Nederlands zijn dit 'toevallig wederkerende werkwoorden'.

vb.:

zij wast zich - zij wast haar baby : ŝi lavas sin - ŝi lavas sian bebon

Indien men de genoemde handeling niet op iets of iemand anders kan toepassen, wordt het werkwoord in Esperanto NIET als wederkerend beschouwd. In het Nederlands zijn dit 'noodzakelijk of verplicht wederkerende werkwoorden.

vb.:

Nederlands:
noodzakelijk of verplicht wederkerend
Esperanto:
NIET wederkerend, normale vervoegingen
zich abonneren aboni
zich vervelen enui
zich vergissen erari
zich ontwikkelen evolui
zich voorstellen imagi
zich verheugen ĝoji
zich schamen honti
zich ontfermen (over) kompati
zich gedragen konduti
zich verwonderen miri
zich haasten rapidi
zich herinneren (re)memori

Deze werkwoorden gedragen zich in Esperanto als GEWONE werkwoorden.
Hiervan zijn: aboni, imagi, memori en kompati overgankelijk; de andere zijn onovergankelijk.


volgende

terug naar begin vorige volgende

 

Bijgewerkt op 02-04-2024