Het bepalen van zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden is voorbehouden aan bijvoeglijke naamwoorden.
Een bijwoord kan echter meerdere woordsoorten bepalen, nl.:In zinnen met een loos (= geen betekenis hebbend) onderwerp neemt een bijwoord de rol over van een bijvoeglijk naamwoord.
vb.:
Het is warm Estas varme
bijv. naamw. bijwoord
Het blijft koud Restas malvarme
bijv. naamw. bijwoord
'Het' is een loos onderwerp en wordt in Esperanto niet vertaald!
Omdat in dit soort zinnen geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord meer voorkomt, kan dus ook géén bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden en moet er een bijwoord komen.
In Esperanto bestaan twee soorten bijwoorden:
Dit zijn bijwoorden van oorsprong uit en hebben dus geen afzonderlijke uitgang op -e nodig.
We kunnen deze bijwoorden indelen in drie groepen:
adieu | adiaŭ | hieraŭ | gisteren |
tenminste | almenaŭ | hodiaŭ | vandaag |
ook | ankaŭ | kvazaŭ | quasi, alsof |
nog | ankoraŭ | morgaŭ | morgen |
nauwelijks | apenaŭ | preskaŭ | bijna |
weldra | baldaŭ |
zelfs | eĉ | nun | nu |
weg | for | nur | slechts |
immers | ja | plej | meest |
reeds | jam | pli | meer |
ja, wel | jes | plu | meer, verder, langer |
juist, zoëven | ĵus | tre | zeer |
zelf | mem | tro | te (veel) |
niet, nee | ne | tuj | dadelijk |
Dit zijn bijwoorden die afgeleid worden van andere woordsoorten.
voorzetselbepaling | afgeleid bijwoord | vertaling |
per la piedoj | piede | te voet |
en la hejmo | hejme | thuis (te huis) |
ĉe la flanko | flanke | terzijde, bezijden, op zij |
en la mateno | matene | 's morgens |
je lundo | lunde | 's maandags |
sen celo | sencele | doelloos |
el la tuta koro | tutkore | van ganser harte |
Het is mooi weer.
Vandaag is het dinsdag.
Het schijnt dat het regent.
Rij langzaam.
De jongens zongen een mooi lied.
De meisjes zongen mooi.
Eerlijke mensen handelen eerlijk.
De rozen zijn mooi rood.
De kassier is absoluut eerlijk.
De hemel is helderblauw.
De jongens zullen dadelijk uit de school komen.
Mi iras nek bicikle, nek trame, sed piede.
Al la kongreso ni vojaĝas aŭ vagonare aŭ aŭtobuse.
Matene mi forveturis, vespere mi alvenis.
Mi parolis kun li telefone.
La gvidanto fingre montris al ni la celon de nia vojaĝo.
Responde al via letero, mi skribas al vi ...
Mi tutkore gratulis lin.
Erare mi sendis la leteron al alia persono.
Marde mi komencis tiun laboron kaj jam ĵaŭde ĝi estis preta.
Correlatieven, ook wel betrekkelijke of relatieve voornaamwoorden genoemd, dienen om een bepalende zin met een in een voorafgaande zin staand woord te verbinden.
Alle Esperanto-correlatieven zijn ondergebracht in een tabel van drie kolommen en tien rijen.
Gelijk welk correlatief wordt gevormd door simpelweg een van de 5 voorvoegsels te kiezen en daar de stam (i) en een van de 10 achtervoegsels aan te plakken. (Zie tabellen hier beneden.)
Door deze opbouw volstaat het om
te leren om zodoende 50 correlatieven te kunnen vormen.
type | stam | soort | ||
-a | hoedanigheid | |||
-al | bijwoord van reden | |||
-am | bijwoord van tijd | |||
vragend | k- | -e | bijwoord van plaats | |
aanwijzend | t- | -el | bijwoord van wijze | |
onbepaald | - | -i- | -en | bijwoord van richting |
ontkennend | nen- | -es | bezit | |
allesomvattend | ĉ- | -o | zelfstandigheid | |
-om | bijwoord van hoeveelheid | |||
-u | persoon indien zelfstandig | |||
persoon of zaak indien bijvoeglijk |
Alle mogelijke correlatieven van Esperanto in onderstaande tabel:
corr. | vertaling | betekenis |
kia | hoe een? | vraagt naar 'n hoedanigheid |
kial | waarom? | vraagt naar 'n reden |
kiam | wanneer? | vraagt naar 'n tijd |
kie | waar? | vraagt naar 'n plaats |
kiel | hoe, op welke manier? | vraagt naar 'n wijze |
kien | waarheen? | vraagt naar 'n richting |
kies | wiens? | vraagt naar 'n bezit |
kio | wat? | vraagt naar 'n zelfstandigheid |
kiom | hoeveel? | vraagt naar 'n hoeveelheid |
kiu | wie? | vraagt naar 'n persoon |
welke? | vraagt naar 'n zaak | |
tia | zulk, zo een | duidt 'n hoedanigheid aan |
tial | daarom | duidt 'n reden aan |
tiam | dan | duidt 'n tijd aan |
tie | daar | duidt 'n plaats aan |
tiel | zo, op zo'n manier | duidt 'n wijze aan |
tien | daarheen | duidt 'n richting aan |
ties | diens | duidt 'n bezit aan |
tio | dat | duidt 'n zelfstandigheid aan |
tiom | zoveel | duidt 'n hoeveelheid aan |
tiu | die | duidt 'n persoon aan |
die | duidt 'n zaak aan | |
ia | een of ander | duidt 'n onbepaalde hoedanigheid aan |
ial | om een of andere reden | duidt 'n onbepaalde reden aan |
iam | eens | duidt 'n onbepaalde tijd aan |
ie | ergens | duidt 'n onbepaalde plaats aan |
iel | op een of andere manier | duidt 'n onbepaalde wijze aan |
ien | ergens heen | duidt 'n onbepaalde richting aan |
ies | iemands | duidt 'n onbepaald bezit aan |
io | iets | duidt 'n onbepaalde zelfstandigheid aan |
iom | iets, onbep. hoeveelheid | duidt 'n onbepaalde hoeveelheid aan |
iu | iemand | duidt 'n onbepaalde persoon aan |
enige, een of andere | duidt 'n onbepaalde zaak aan | |
ĉia | gelijk welke | duidt op alle hoedanigheden |
ĉial | om eender welke reden | duidt op alle redenen |
ĉiam | altijd | duidt op alle tijden |
ĉie | overal | duidt op alle plaatsen |
ĉiel | op alle mogelijke manieren | duidt op alle wijzen |
ĉien | overal heen | duidt op alle richtingen |
ĉies | ieders | duidt op alle bezittingen |
ĉio | alles | duidt op alle zelfstandigheden |
ĉiom | alles (zoveel er is) | duidt op alle hoeveelheden |
ĉiu | iedereen | duidt op alle personen |
ieder | duidt op alle zaken | |
nenia | geen enkele | duidt geen hoedanigheid aan |
nenial | om geen enkele reden | duidt geen reden aan |
neniam | nooit | duidt geen tijd aan |
nenie | nergens | duidt geen plaats aan |
neniel | op geen enkele manier | duidt geen wijze aan |
nenien | nergens heen | duidt geen richting aan |
nenies | niemands | duidt geen bezit aan |
nenio | niets | duidt geen zelfstandigheid aan |
neniom | niets (hoeveelheid) | duidt geen hoeveelheid aan |
neniu | niemand | duidt geen persoon aan |
geen enkel | duidt geen zaak aan |
Merk op dat verschillende Esperantocorrelatieven moeilijk te vertalen zijn in 't Nederlands, meestal hebben we daar uitgebreidere omschrijvingen voor nodig.
Estas bela vetero.
Hodiaŭ estas mardo.
Ŝajnas ke pluvas.
Veturu malrapide.
La knaboj kantis belan kanton.
La knabinoj kantis bele.
Honestaj homoj agas honeste.
La rozoj estas bele ruĝaj.
La kasisto estas absolute honesta.
La ĉielo estas hele blua.
La knaboj tuj venos el la lernejo.
Ik ga noch per fiets, noch per tram, maar te voet.
Naar het congres zullen we per trein of per bus reizen.
's Morgens reed ik weg, 's avonds kwam ik aan.
Ik sprak met hem per telefoon.
De gids wees ons met de vinger het doel van onze reis.
In antwoord op uw brief schrijf ik u ...
Ik wenste hem van ganser harte proficiat.
Per vergissing zond ik de brief aan 'n ander persoon.
Op dinsdag begon ik aan dat werk en op donderdag was het reeds klaar.