We kunnen de zelfstandige werkwoorden indelen in twee groepen: de overgankelijke of transitieve werkwoorden en de onovergankelijke of niet-transitieve werkwoorden.
De genoemde handeling kan overgaan op iets of iemand (lijdend voorwerp).
vb.:
Jan schrijft een brief. (Men kan iets schrijven.)
Jan skribas leteron. (Men krijgt dus een lijdend voorwerp.)
De genoemde handeling gaat NIET over op iets of iemand (geen lijdend voorwerp).
vb.:
Hij zit op een bank. (Men kan NIET iets of iemand zitten!)
Li sidas sur benko. (Men krijgt dus een voorzetselbepaling.)
In het Nederlands kunnen veel werkwoorden zowel overgankelijk als onovergankelijk gebruikt worden.
vb.:
koken: Het water kookt. - Moeder kookt soep.
In Esperanto is een werkwoord door zijn betekenis overgankelijk of niet, NOOIT beide!!
Als we het eigenlijke verschil nagaan tussen deze overgankelijke en niet-overgankelijke werkwoorden, vinden we:
De overgankelijke vorm van een werkwoord drukt het doen of veroorzaken uit van wat in het onovergankelijk werkwoord aangegeven wordt.
vb.:
onovergankelijk | overgankelijk |
zitten | zetten (doen zitten) |
liggen | leggen (doen liggen) |
staan | stellen, plaatsen (doen staan) |
vallen | vellen (doen vallen) |
De onovergankelijke vorm is het 'worden' of 'in de toestand geraken van' hetgeen in het overgankelijk werkwoord uitgedrukt wordt.
vb.:
overgankelijk | onovergankelijk |
Hij breekt een glas. | Het glas breekt. |
Wij beginnen een cursus. | De cursus begint. |
Moeder kookt de melk. | De melk kookt. |
In Esperanto gaat men door middel van het achtervoegsel -ig- het overgankelijke van het onovergankelijke afleiden en met het achtervoegsel -iĝ- leidt men een onovergankelijk werkwoord af van een overgankelijk.
Een vuistregeltje:
-ig- betekent: doen, maken, veroorzaken
-iĝ- betekent: worden, in de toestand geraken van ...
Het is dus van groot belang dat de werkwoorden in hun juiste betekenis geleerd worden. In de Esperantowoordenboeken is dit steeds aangegeven achter het stamwoord.
Hierna een tabelletje met de meest voorkomende probleemgevallen.
overgankelijk | onovergankelijk | ||
(iets) doen | fari | fariĝi | worden |
(iets) smelten | fandi | fandiĝi | smelten |
(iets) (be)eindigen | fini | finiĝi | eindigen |
(iets) buigen | fleksi | fleksiĝi | buigen, plooien |
(iets) kleven | glui | gluiĝi | kleven |
(iem.)interesseren | interesi | interesiĝi | zich interesseren |
(iets) beginnen | komenci | komenciĝi | beginnen |
(iets) bewegen | movi | moviĝi | bewegen |
(iets) noemen | nomi | nomiĝi | heten |
(iets) breken | rompi | rompiĝi | breken |
(iets) rollen | ruli | ruliĝi | rollen |
(iets) veranderen | ŝanĝi | ŝanĝiĝi | veranderen |
(iets) vinden | trovi | troviĝi | zich (be)vinden |
(iets) draaien | turni | turniĝi | (zich) draaien |
onovergankelijk | overgankelijk | ||
gloeien | ardi | ardigi | (doen) gloeien |
koken | boli | boligi | (doen) koken |
branden | bruli | bruligi | (doen) branden |
dooien | degeli | degeligi | (doen) ontdooien |
verdrinken | droni | dronigi | (doen) verdrinken |
(zich) vervelen | enui | enuigi | (iem.) vervelen |
(zich) vergissen | erari | erarigi | (doen) vergissen |
vallen | fali | faligi | (doen) vallen, vellen |
(zich) verheugen | ĝoji | ĝojigi | (doen) verheugen |
(zich) schamen | honti | hontigi | (doen) schamen |
liggen | kuŝi | kuŝigi | (doen) liggen |
(zich) herinneren | memori | memorigi | (doen) herinneren |
(zich) verwonderen | miri | mirigi | (doen) verwonderen |
hangen | pendi | pendigi | (doen) hangen, ophangen |
bellen / luiden | sonori | sonorigi | (doen) bellen, aanbellen |
zitten | sidi | sidigi | (doen) zitten, zetten |
staan | stari | starigi | (doen) staan, oprichten |
Men dient dus vooral aandacht te besteden aan de werkwoorden die in het Nederlands dubbel gebruikt worden, zoals: koken, breken, verdrinken enz.
Wederkerende werkwoorden noemen een handeling die het onderwerp op zichzelf toepast, doch eveneens op iets of iemand anders kan toepassen. In het Nederlands zijn dit 'toevallig wederkerende werkwoorden'.
vb.:
zij wast zich - zij wast haar baby : ŝi lavas sin - ŝi lavas sian bebon
Indien men de genoemde handeling niet op iets of iemand anders kan toepassen, wordt het werkwoord in Esperanto NIET als wederkerend beschouwd. In het Nederlands zijn dit 'noodzakelijk of verplicht wederkerende werkwoorden.
vb.:
Nederlands:
noodzakelijk of verplicht wederkerend |
Esperanto:
NIET wederkerend, normale vervoegingen |
zich abonneren | aboni |
zich vervelen | enui |
zich vergissen | erari |
zich ontwikkelen | evolui |
zich voorstellen | imagi |
zich verheugen | ĝoji |
zich schamen | honti |
zich ontfermen (over) | kompati |
zich gedragen | konduti |
zich verwonderen | miri |
zich haasten | rapidi |
zich herinneren | (re)memori |
Deze werkwoorden gedragen zich in Esperanto als GEWONE werkwoorden.
Hiervan zijn: aboni, imagi, memori en kompati overgankelijk; de andere zijn onovergankelijk.