Het Esperanto alfabet bestaat uit 28 lettertekens; 22 gewone en 6 met een circumflex.
a, b, c, ĉ (cx of ch), d, e, f, g, ĝ (gx of gh), h, ĥ (hx of hh), i, j, ĵ (jx of jh), k, l, m, n, o, p, r, s, ŝ (sx of sh), t, u, ŭ (ù of û), v, z.
Indien je geen circumflex op medeklinkers kan plaatsen, geldt de afspraak om een letter die normaal een circumflex moet hebben, te doen volgen door een 'x' of een 'h'. De 'x' komt helemaal niet voor in het Esperantoalfabet en kan dus geen verwarring teweegbrengen. De 'h' komt ook zeer zelden voor in combinatie met een letter met circumflex.
De hoofdletters bestaan ook en worden gebruikt voor eigennamen, afkortingen en als eerste letter van een zin.
Indien we de vergelijking maken met ons eigen alfabet, zien we dat de letters Q, W, X en Y niet gebruikt worden. Daarentegen worden zes letters dubbel gebruikt en voorzien van een kapje (= circumflex) of boogje:
ĉ, ĝ, ĥ, ĵ, ŝ, ŭ
Aangezien de letters q, w, x en y vaak voorkomen in nationale talen (wiskunde, scheikunde enz.), geeft men een naam aan deze letters:
q = kuo (koe-o)
w = duobla vo (doe-obla vo)
x = ikso
y = ipsilono of i-greka (Griekse i)
Ieder teken stelt één welbepaalde klank voor. Verschillende klanken die een woord vormen, kunnen elkaar echter beïnvloeden, dit is een volkomen natuurlijk verschijnsel, zelfs in Esperanto. Een kleine speling toestaan in de uitspraak zal de verstaanbaarheid niet in het gedrang brengen maar daarentegen een natuurlijke, ongedwongen spreektaal mogelijk maken.
Om de vijf klinkers zo juist mogelijk uit te spreken kan volgend zinnetje misschien wat hulp bieden:
wAAr lEkt dIE bOlhOEd
a e i o u
Opmerkingen:
De meeste medeklinkers worden uitgesproken zoals in het Nederlands. Aan de hand van algemeen bekende woorden trachten we de juiste uitspraak aan te geven.
b (bol), c (tsaar), ĉ (tsjielpen, church), d (deur), f (fiets), g (gut, gomme), ĝ (gentleman), h (hoed),
ĥ (lachen), j (Jan), ĵ (Jean), k (koek), l (lek), m (mama), n (niets), p (pater), r (riet), s (spel),
ŝ (she, sjaal), t (taal), ŭ (waar), v (voor), z (zet).
Een lettergreep is een klinker of een klinker met één of meer medeklinkers, die in één ademstoot kunnen worden uitgesproken.
vb.:
ta-blo, sin-jo-ro, ki-e
In Esperanto is het afbreken van woorden op het einde van een regel niet gebonden aan lettergrepen, het is volkomen vrij. Men mag dus gelijk waar splitsen. Logisch gezien is het echter aan te bevelen om te splitsen tussen de woorddelen (stam, voor- of achtervoegsels).
vb.:
sen-labor-ulo (sen = zonder, labor = stam van labori = werken, ulo = iets/iemand)
ne-kred-ebla (ne = niet, kred = stam van kredi = geloven, ebla = mogelijk)
De klemtoon ligt altijd op de voorlaatste lettergreep (of klinker).
vb.:
ba-lo, i-li-a, fa-mi-li-o, lern-ant-o
let op!
u-nu u-nu-a
i-li i-li-a