Minicursus Esperanto - les 4


VIERKVAR


4. ZINSONTLEDING

Om het terugvinden van gezegde, onderwerp en bepalingen te vergemakkelijken, is het misschien goed even de elementaire begrippen van de zinsontleding te herhalen.

Voor de jongeren onder u komen deze begrippen misschien wat vreemd over en heb je hier andere namen voor geleerd. Voor Esperanto echter is dit, volgens mij, de meest eenvoudige manier om de zinsdelen te herkennen.

4.1. Het gezegde

Het gezegde is het voornaamste deel van de zin, het zegt wat het onderwerp doet, is of ondergaat.

4.1.1. Het werkwoordelijk gezegde

Dit gezegde bestaat uit één of meerdere werkwoorden, waarvan slechts één vervoegd kan zijn.

vb.:

De jongen eet 'n sinaasappel.
La knabo manĝas oranĝon.
Ik kan koken.
Mi povas kuiri.
Hij moet leren gehoorzamen.
Li devas lerni obei.

 

4.1.2. Het naamwoordelijk gezegde

Indien het vervoegde werkwoord een koppelwerkwoord is, dan heeft het nog een naamwoordelijk deel nodig om betekenis te kunnen geven aan de zin.

Deze koppelwerkwoorden zijn o.a.:
zijn (esti), schijnen (ŝajni), blijven (resti), blijken (montriĝi), worden (fariĝi), heten (nomiĝi).

Het naamwoordelijk deel kan een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord zijn, alsook een deelwoord, zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt.

vb.:

Hij is moe.
Li estas laca.
Die jongen heet Johan.
Tiu knabo nomiĝas Johan.
De dief wordt gearresteerd.
La ŝtelisto estas arestata.

 

4.1.3. Het onderwerp

Om het onderwerp te vinden, stellen we de vraag "wie" of "wat" vóór het gezegde.

vb.:

De man slaat de hond.
Wie slaat?
De man.
= ww. gezegde
-
= onderwerp
La viro batas la hundon.
Kiu batas?
La viro.
= (ww.) predikato
-
= subjekto
Die bloemen zijn mooi.
Wat is mooi?
Die bloemen.
= nw. gezegde
-
= onderwerp
Tiuj floroj estas belaj.
Kio estas belaj?
Tiuj floroj.
= (nw.) predikato
-
= subjekto

 

4.1.4. De kern van de zin

Het onderwerp + het gezegde vormt de kortste volzin, dus laten we dit gemakshalve "de kern" noemen.

vb.:

U wilt Esperanto leren.      Vi volas lerni Esperanton.

Alles wat buiten de kern valt zijn bepalingen, met of zonder voorzetsel.

vb.:

Ik kocht
mooie bloemen
voor moeder.
= kern
= bep. zonder vz.
= bep. met voorzetsel
Mi aĉetis
belajn florojn
por la patrino.


volgende

terug naar begin vorige volgende

 

Bijgewerkt op 02-04-2024